Langdurige arbeidsongeschiktheid

Uitvoering van de cao van 12.09.2022 houdende sociale voordelen voor de uitzendkrachten - bijkomende vergoeding in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid.

Voorwerp

Bij langdurige arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ziekte of een ongeval van gemeen recht, heeft de uitzendkracht ten laste van het Sociaal Fonds, recht op een bijkomende vergoeding bovenop de uitkeringen betaald door het ziekenfonds.

Onder “langdurige arbeidsongeschiktheid” wordt verstaan : de ongeschiktheden langer dan één maand.

Rechthebbenden

De uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7.3° van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Bedrag van de bijkomende vergoeding

Deze bijkomende vergoeding stemt overeen met 40% van de bruto-uitkering betaald door het ziekenfonds.

Zij is verschuldigd vanaf de eerste dag van de tweede maand arbeidsongeschiktheid en, als deze voortduurt, voor een totale ononderbroken periode van maximum drie maanden (d.i. voor de 2de, 3de en 4de maand arbeidsongeschiktheid).

Toekenningsvoorwaarden

  • Dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, minstens 2 maanden anciënniteit in de uitzendsector telt over een periode van vier maanden;
  • dat hij, op het ogenblik van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid, gebonden was door een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid en gewaarborgd loon heeft genoten;
  • van zijn arbeidsongeschiktheid voor de volledige periode waarvoor de vergoeding gevraagd wordt, alsook de documenten te bezorgen nodig voor de berekening van de bijkomende vergoeding (attest van het ziekenfonds).

De anciënniteit van 2 maanden wordt berekend overeenkomstig artikel 13 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.

Uitsluiting

Moederschapsverlof geeft geen recht op de hierboven bedoelde bijkomende vergoeding.

Fiscale en sociale aspecten

Op fiscaal vlak zal het Sociaal Fonds een forfaitaire bedrijfsvoorheffing van 22,20 % aftrekken (Bijlage III bij het koninklijk besluit van 9 december 2021 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 88)

De bijkomende vergoeding voor langdurige arbeidsongeschiktheid is niet onderworpen aan de sociale zekerheidsbijdragen.

Procedure

De uitzendkracht die een bijkomende vergoeding vraagt, moet zijn verzoek tot tussenkomst richten aan het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten binnen de 20 maanden volgend op de aanvang van de arbeidsongeschiktheid waarvoor hij de tussenkomst van het Sociaal Fonds vraagt en dit, door middel van het geëigende aanvraagformulier.

Hij/zij zal moeten bewijzen dat hij/zij aan de toekenningsvoorwaarden voldoet (arbeidsovereenkomst en gewaarborgd loon, anciënniteit van 2 maanden en arbeidsongeschiktheid).

Om ontvankelijk te zijn, zal het dossier betreffende het verzoek tot tussenkomst volgende stukken moeten bevatten :

  • het aanvraagformulier voor tussenkomst (op eenvoudig verzoek beschikbaar bij het Sociaal Fonds), volledig ingevuld door de uitzendkracht;
  • een kopie van de arbeidsovereenkomst tijdens dewelke de arbeidsongeschiktheid begon;
  • het bewijs dat de uitzendkracht een periode van gewaarborgd loon genoten heeft (de daarmee overeenstemmende loonfiche);
  • het bewijs dat hij/zij op het ogenblik van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid minstens 2 maanden anciënniteit in de uitzendsector telt over een periode van vier maanden (arbeidsovereenkomsten en de daarmee overeenstemmende loonfiches of een gedetailleerd attest van het uitzendbedrijf);
  • het (de) attest(en) van het ziekenfonds, zodat het Sociaal Fonds het bedrag van de bijkomende vergoeding kan berekenen.

Het Sociaal Fonds verbindt zich ertoe deze aanvraag te behandelen binnen een termijn van 2 maanden na het indienen van het volledige dossier.

Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2021.
Zij wordt gesloten voor een bepaalde duur en verstrijkt op 30 juni 2024.